Meestersmid Gicelin
Het zwaard is om meerdere redenen een bijzondere vondst. Het is gevonden in zuurstofarme omstandigheden, compleet met het oorspronkelijke beukenhouten handvat en delen van de beukenhouten met kalfsleer-beklede schede. Door de uitstekende conservering is ook de naam van de maker leesbaar: + GICELIN ME FECIT + (‘Gicelin heeft mij gemaakt’). Dit was waarschijnlijk een meestersmid uit het beneden-Rijngebied, die rond het jaar 1100 actief was. Niet alleen de koolstofdateringen wijzen op de 12de eeuw, maar ook andere zwaarden van Gicelin. Er zijn zestien andere zwaarden van hem bekend, drie uit Duitsland, twee uit Finland, één uit Denemarken, één uit Rusland, vijf uit Letland en één uit Engeland. Uit Nederland zijn er nog twee bekend, waarvan één een fragment in het Rijksmuseum voor Oudheden. Geen van alle zijn zo goed bewaard als die van Nieuwegein. Op de keerzijde staat ook een inscriptie, net als op de andere kant geflankeerd door twee kruisvaarders kruizen: + IN NOMINE DOMINI + (‘in naam van de heer’).
De vindplaats
Dankzij de gemeente Nieuwegein kon de hele vindplaats rondom het zwaard in de zomer en najaar van 2020 worden opgegraven. Hierbij is een groot deel van het middeleeuwse meer uitgegraven en een deel van de oevers. Het meer was opgevuld met gyttja, een soort fijne modder die ontstaat in stilstaand of zwak stromend water, dat lijkt op de drek onder in een sloot. Daaruit blijkt dat het langzaam is dichtgegroeid met algen. Uit de archeologische vondsten en sporen blijkt dat er vanaf de 8e eeuw veel is gevist in het meer, op alle mogelijke voor handen zijnde manieren: met fuiken, netten, visweren, harpoenen en vishaakjes. Ook zijn er visresten gevonden en complete skeletjes van vissen. De visvangst sporen zijn zo veelvuldig dat voorzichtig aan viskweek gedacht moet gaan worden. Mogelijk had de opbrengst van deze locatie een afzetmarkt in het in de Karolingische periode belangrijke Dorestad en het nabijgelegen bisdom Utrecht.