Vanaf 1625 kocht Johan Strick, deken van het kapittel van Oudmunster, in de Hoge en in de Lage Polder stukken land op. Rond 1638 ging hij aan de slag met het bouwen van zijn, bijna vierkante, huis. Achterkleinzoon Jan Hendrik liet omstreeks 1720 het deel tussen de beide toren verhogen. De volgende generaties hebben weinig aan het huis veranderd, maar hebben er wel voor vele verhalen gezorgd. Begin 19de-eeuw was Huis te Linschoten een centrum van cultuur en bestonden er contacten met Goethe. Helaas werd het na 1860 stil en ging men het huis alleen in de zomermaanden bewonen. In 1891 kocht de Utrechtse sigarenfabrikant G. Ribbius Peletier het Huis te Linschoten. Zijn zoon Gerlacus zorgde voor een restauratie tussen 1908 en 1912. Sinds het overlijden van de derde generatie in 1969 zorgt een stichting voor het landgoed.