De opstapplaats van de trekschuit naar Amsterdam bij de Weerdsluis, Utrecht

Gezicht vanuit de Weerdsluis te Utrecht op de stad uit het noordoosten, met links de trap naar de opstapplaats van de trekschuit naar Amsterdam, rechts het hoekhuis van de Bemuurde Weerd en de Weerdsingel W.Z. en daarachter de punt van het bastion Morgenster en links op de achtergrond de Weerdpoort en de huizen aan de oostzijde van de Oudegracht met de Domtoren. Opmerking Anonieme tekening, toegeschreven aan Gerard van Rossum, ca. 1761. Zie ook Charles Dumas, De Rotterdamse landschapstekenaar Gerard van Rossum, Den Haag 2015 (bibl. HUA F2016-3), blz. 157. toegeschreven aan G. Rossum / 36878 / collectie Het Utrechts Archief - ca. 1760-1762 CC0

Utrecht in de wereld

De trekschuit, het openbaar vervoer van de zeventiende eeuw

Reizen was vroeger niet altijd even comfortabel. De wegen waren slecht en onverhard. Koetsen met vering waren nog niet uitgevonden. Maar in het waterrijke westen van Nederland werd daar iets op bedacht: de trekschuit. De trekschuit was het meest typerende vervoermiddel in het westelijk deel van Nederland. Comfortabel bovendien én punctueel. Buitenlandse bezoekers raakten er niet over uitgepraat.

Vanaf de zestiende eeuw werden speciale trekvaarten gegraven. Paarden en mensen trokken de trekschuiten voort via de jaagpaden langs rivieren en vaarten. Soms was het jaagpad zo smal, dat er geen ruimte was voor een paard. Maar waarom gebruikte men geen zeil? Dat kon of mocht vaak niet vanwege de drukte op het water of vanwege bochten in de rivier. Om trekschuiten goed door de bochten te leiden, stonden er rolpalen aan de waterkant. Langs deze rollende palen werd het jaagtouw geleid, waardoor het schip niet de kant terechtkwam. Langs de Vecht, voorbij Utrecht en in de buurt van Breukelen, staan enkele replica’s.

Tenslotte maakte de tabakswalm mij zo onmenselijk benauwd, dat ik op mijn manier in goed Hollands uitriep: ‘Als ik thuis kom, verkopen ze mij als een gerookt varken!’ Heel het schip daverde van het lachen...

Karl Friedrich Zelter

De roef van de trekschuit Utrecht-Amsterdam

Afbeelding van de roef van de trekschuit Utrecht-Amsterdam bij Maarssen. Schouten, H.P., tekenaar / 200704 / collectie Het Utrechts Archief - ca. 1770-1776 CC0

In het roefje

Wie reisde met de trekschuit, zat meestal in het roefje: de kajuit voor de passagiers. De reis van Amsterdam naar Utrecht duurde ongeveer zeven uur. Er was dus genoeg tijd om veel te praten. De Duitser Karl Friedrich Zelter nam in 1823 de trekschuit van Utrecht naar Amsterdam en schreef daarover aan Wolfgang Goethe: ‘Een vijfjarig knaapje was mijn naaste buurman en hij viel in slaap met zijn hoofdje in mijn schoot. Zijn moeder, een forse vrouw, stiet de jongen aan om de heer geen last aan te doen. Ik mocht mij stil houden, want er werd Hollands gesproken, waarvan ik het meeste wel verstond, omdat ik een beetje Hollands kan lezen. Tenslotte maakte de tabakswalm mij zo onmenselijk benauwd, dat ik op mijn manier in goed Hollands uitriep: ‘Als ik thuis kom, verkopen ze mij als een gerookt varken!’ Heel het schip daverde van het lachen en zij vroegen elkaar: ‘Wat heeft hij gezegd?’ Ik sprak door en merkte, dat de vrouwen van dit land zeer galant leken tegenover het andere geslacht, terwijl ze zich bij levende lijve tot rookspek lieten maken, en nu konden zij allen opeens goed Duits en de conversatie werd zo opgewekt, dat het schip in Amsterdam was aangekomen voor men er erg in had.’

Trekschuit bij het Leidse Veerhuis aan het begin van de Vleutenseweg

Gezicht op de trekschuit bij het Leidse Veerhuis aan het begin van de Vleutenseweg te Utrecht, met op de achtergrond de bovenbouw van de molen De Kat aan de Vleutenseweg. Broos, tekenaar / 38178 / collectie Het Utrechts Archief - 1869 CC0

Veerdiensten

In de zeventiende eeuw waren er verschillende veerdiensten met trekschuiten. Vanuit Utrecht vertrok een schuit naar Leiden, naar Amsterdam, naar Rotterdam en naar Vreeswijk. De schuiten vertrokken vanaf een vaste plaats en op vaste tijd tijden. In almanakken kon men de vertrekplaatsen opzoeken.  Zo vertrok de schuit naar Leiden vanaf het Leidse Veer, de schuit naar Amsterdam vanuit de Weerdsluis en die naar Vreeswijk ging vanaf het Vaartsche Veerhuis buiten de Tolsteegpoort. De veerdiensten waren particulier eigendom, maar het stadsbestuur hield wel toezicht. Als een schipper zijn veerdienst wilde verkopen, moest hij toestemming vragen aan het stadsbestuur.

Het einde van de trekschuit

In de Utrechtse Almanak van 1817 is te lezen dat er drie trekschuiten per dag naar Amsterdam varen. ’s Morgens ten zeven uren, ’s middags ten een uur en ’s avonds ten acht uren. Ook voer er eens per dag de snellere schietschuit, die met twee paarden voortgetrokken werd en zo 11 kilometer per uur haalde. De trekschuit ging niet harder dan 7 kilometer per uur. Ondanks deze snelheid, de prettige manier van reizen en de gezelligheid onderweg staat de trekschuit in de tweede helft van de negentiende eeuw bekend als de volksschuit. Het is dan goedkoper om een treinkaartje voor de derde klasse te kopen. De aanleg van de spoorwegen betekende dan ook het einde van de trekschuit.

Bronnen

- V.C., Lof van de Utrechtse Trekschuit, in: Tijdschrift Oud Utrecht, 1967, pagina 53.

- A.A. Manten, De scheepvaart op de Vecht, in: Tijdschrift Oud Utrecht, 1991, pagina 118.

- J.G. Bokma, Trekschuit- en beurtveerdiensten in de Vechtstreek (2), in: Tijdschrift Historische Kring Breukelen, 1998, pagina 109

- M. Kennis, Per trekschuit door de Vechtstreek, Bij gelegenheid van het herplaatsen van een rolpaal langs de Vecht, in: Tijdschrift Historische Kring Maarssen, 2004.

- Jan de Vries, Barges and capitalism. Wageningen, 1978

Fragment van titelvignet met een schrijvende vrouw

Nettie Stoppelenburg

Vakspecialist, historica en schrijver.

Meer verhalen van deze auteur
Thema Utrecht in de wereld
Type Geschreven verhaal
Periode Moderne Tijd (1800 - 1945)
Organisatie Het Utrechts Archief
Regio Utrecht stad
Plaats Utrecht
Permalink

Dit vind je misschien ook interessant

2025 Landschap Erfgoed Utrecht